zondag 3 oktober 2021

Staatscensuur wordt censuur van een zelfverklaarde elite in de Westerse dictatuur van links

 Er ontstond tijdens een literaire happening in Nederland flink wat commotie toen twee schrijfsters de zaal verlieten en niet meer wilden optreden nadat Herman Brusselmans het, door de ons censurerende elite, verboden N-woord gebruikte.

Brusselmans moet vluchten na gebruik van verboden N-woord ( = niet Neuken) 

Ik reageerde zelf onder dat artikel op de site Tzum en werd prompt ook gecensureerd. Nochtans had ik aangekondigd uit respect het verboden N-woord zelf ook even niet te gebruiken en maakte ik enkel duidelijk dat de voorbije decennia het N-woord door goedmenende mensen nooit op een beledigende of respectloze manier werd gebruikt. Het woord nikker daarentegen was de denigrerende vorm van het sedert kort verbannen N-woord. 

Dan moet je horen van mensen die lang geen kaas hebben gegeten van politiek dat ze tegen discriminatie zijn. En dat ze daarom ... ladidi ladida.

Beste middelmatige elitairen:

Dat heeft niks met discriminatie te maken. Racisme en discriminatie zijn totaal van elkaar verschillende woorden. Het heeft trouwens ook niets met racisme te maken. Dit gaat over al of niet respectabel, al of niet beledigend taalgebruik. Wat dus om het nog eens te herhalen een andere zaak is dan racisme en discriminatie.

Als het debat al niet mag gevoerd worden ... op een literaire avond ... op een literaire site ... als men moet dreigen met "hij of ik" ... dan zitten we in een dictatuur ... en als het debat wel mag gevoerd worden, gelieve dan dit argument er mee in te betrekken: het woord "zwarte" is minstens even beledigend als het N-woord. "Het is weer een zwarte" of "het waren zwartzakken" zijn uitspraken die mensen die met hun twee voeten in de maatschappij staan wel eens horen, tegen hun zin, van andere mensen die daar niks respectvol mee bedoelen.

Dus aan de moraalridders: gelieve het Z-woord ook niet meer te gebruiken aub. En zo is het einde zoek, begrijpt u?

vrijdag 1 oktober 2021

Recensie nieuwste Herman Brusselmans: Geschiedenis van de Moderne Literatuur

Zo goed Brusselmans is in het creëren van absurde humor, zo slecht is hij in scheldproza. Je zou er kunnen van uitgaan dat hij ook met dat scheldproza grappig probeert te zijn, maar dat lukt dan toch niet. Zijn schelden is volstrekt ongrappig, nutteloos ordinair en vooral nutteloos. Grappig scheldproza valt te verdedigen en heeft bestaansrecht zoals cartoons dat hebben. Als literair schelden op bestaande mensen niet grappig is dan moet het aan twee andere voorwaarden voldoen: het moet een kritisch nut hebben en het moet spitsvondig verwoord zijn. Het tweede kan Brusselmans als hij wil, met het eerste houdt hij volstrekt geen rekening.

Met die aanpak degradeert hij in De Geschiedenis van de Moderne Literatuur grote stukken van dit nochtans goed geschreven boek.

De inleiding bijvoorbeeld gaat volledig de mist in. Hij probeert hier krampachtig een pastiche op een echt encyclopedisch werk over de Nederlandse literatuur te maken, en verliest daarmee uit het oog wat hij echt goed kan. Absurde anekdotes vertellen. De anekdotes over de schrijvers zijn niet interessant, niet grappig, zelfs beschamend waar het geheel verzandt in lachen met de financiën van bepaalde schrijvers of erger nog, hun gezicht. Je moet daarmee iets willen bereiken, Herman. Waarom anders? Het wij tegen zij waarbij de auteurs van de eigen uitgeverij op een zachtaardige manier beledigd worden terwijl vooral de auteurs van Das Mag geschandaliseerd worden, zou grappig kunnen zijn als het goed gedaan was. Quod non. Of zou het een gecamoufleerde mop zijn dat hij de gebrekkige redactie van Das Mag uitgaven aan de kaak stelt door in zijn eigen nieuwste boek meer tikfouten te laten staan dan gewoonlijk. Ik snap hem alleszins niet!

Na de inleiding verbetert het. De schrijver beseft dat hij geen goed boek kan schrijven als hij deze door hem gekozen titel al te ernstig neemt, en hij gaat geleidelijk zijn klassiek recept hanteren. Absurde humor schrijven, doorspekt met volstrekt nutteloze, maar grappige faits divers uit zijn eigen semi autobiografisch leven. Zoals de op elk uur van de dag en nacht stofzuigende Lena. Eenmaal het verhaal op gang komt vlecht hij het schelden op andere auteurs er hier en daar nog wel tussen, vooral omdat hij zijn titel niet meer wil veranderen eens hij aan een boek begonnen is, want de titel is zijn leidraad en als die met de liefde te maken heeft kan hij het lekker leuteren makkelijk volhouden tot het eind, al is dat 614 bladzijden ver weg. Om zijn titel trouw te blijven put hij zijn literatuurstudie in de volgende hoofdstukken hier en daar nog wat uit, zonder erg. Men moet al een Daele-kenner zijn om zich een naam als Daniël Robberechts te herinneren, maar zonder shockerende verwijten en de erbij horende plaatsvervangende schaamte zijn dit leuke intermezzo’s die de hilarische - en bij Brusselmans is dit woord echt op zijn plaats - absurditeiten van elkaar gescheiden houden.

Door al het gedoe en gelaat rond deze laatste roman zouden we vergeten dat hij de meest getalenteerde nog levende schrijver in ons taalgebied is. Vanzelfsprekend schrijft hij altijd dezelfde boeken want die gaan immers over het leven zelve en daar verandert nu eenmaal weinig aan, maar hij zet wel telkens de letters in gewijzigde volgorde en bekomt aldus andere woorden waarmee hij sterk van elkaar verschillende zinnen vormt die soms tot fantastisch grappige verhaaltjes leiden. Hij is de enige schrijver bij wie ik hardop moet lachen. Niet constant, een paar keer per boek. Op de een of andere manier weet hij deze grappige anekdotes kundig aan elkaar te smeden waardoor er een heuse plot ontstaat die je als lezer in de greep houdt en tot het einde boeit. De meeste schrijvers hebben daarvoor een moord nodig, of beter nog een ziek kind of een geliefde die gestorven is.


Charlie Hedo,
baanbrekend auteur van beroep